Pluk 11 - Strandstoel

Op zeer late leeftijd (ik was in alles een laatbloeier) ben ik van de strandstoel gaan houden. Er zijn niet veel dingen die ik goed kan, maar ik kan een strandstoel opzetten. Als de besten.

Mijn vader heeft een hekel aan het strand. Gedoe. Zand. Ik geloof niet dat ik hem ooit aan de zee heb gezien. Mijn moeder vond het strand best leuk, totdat mijn broertje er een keer werd gebeten door een hond. Dat was de enige keer dat ik haar hartgrondig heb horen vloeken. Jarenlang heb ik gedacht dat een bouvier een klerehond heette.

Tot aan mijn puberteit kwam ik er dus niet vaak, het strand. Ik heb er de afkeer tegen overgenomen van mijn ouders. Maar als het moest dan moest het, en toen de meisjes uit mijn klas met z’n allen naar het strand gingen om bikini’s te dragen kon ik natuurlijk niet meer wegblijven. Opeens was ik er weer dagen achtereen te vinden. Strandstoelen werden er niet gebruikt, we lagen op handdoeken te bakken in de zon. De meisjes op hun rug, trots op wat ze te tonen hadden, de jongens meestal op de buik, om hormonale redenen.

Ik was een impopulaire, stille, lange slungel, dus als op de terugweg de die dag ontstane koppeltjes in een lange stoet naast elkaar fietsten, fietste ik achteraan, alleen. Dat heeft mijn voorliefde voor het strand ook niet veel goeds gedaan. Al snel was ik er weer gemakkelijk weg te slaan.

Jaren later kreeg ik voor in mijn achtertuintje een heuse strandstoel. Knaloranje. Met een groteske afbeelding van een bloem op de bekleding. “Een strandstoel?,” vroeg ik toen ik hem kreeg. “Een strándstoel? Wat moet ik met zo’n ding? Ik heb een hekel aan het strand en ik heb een hekel aan strandstoelen. En ze zitten kut. En deze is nog knaloranje ook!” Na twee dagen was ik er niet meer uit vandaan te krijgen. Elk vrij momentje bracht ik door in mijn nieuwe stoel met een boek of een biertje. Of om een tukje te doen. Laten we eerlijk zijn: in een strandstoel kan alles. Topstoel.

Pluk de Nacht is om vele redenen een fijn festival, maar het allerleukste zijn er de mensen die hun strandstoelen opzetten. De organisatie van Pluk weet dit, getuige de instructiefilmpjes-met-een-knipoog die er elke avond getoond worden. Tegen negenen is het veld één grote kluwen van naar alle kanten uitstekende houten leuningen en poten, verward in doek. Vingers komen klem te zitten, vloeken banen zich een weg naar buiten. Bij vrijwel iedereen gaat het de eerste keer mis. Een enkeling lukt het even later zelf, anderen komen er na wat gehannes met zijn tweeën uit, weer anderen vragen hulp en sommigen laten het uiteindelijk maar voor wat het is en gaan op een amorfe stoel zonder leuningen met hun billen op de grond zitten. Fantastisch. De hoofdfilm is het toetje.

Let op, mensen: klap eerst de voorpoot naar beneden, dan gaat de rest vanzelf. Mocht het om een of andere reden toch nog niet lukken, zoek mij dan. Ik help. Ik ben die lange slungel die overal een beetje mijmerend rondstruint.


Deze mijmering verscheen eerder op www.plukdenacht.nl.