Zout

Gebruik per persoon 100 gram bloem.
Okee. Duidelijk.
Een kleine eetlepel olijfolie.
Ja, hebbes.
En dan een afgestreken eetlepel zout.
Hier ging het mis.

Illustratie: Willemijn de Lint
Het van een vriend overgenomen recept voor de allerlekkerste zelfgemaakte pizzabodems sprong hier van het per-persoon-schema naar de voeg-vervolgens-toe-variant. Dat stond er niet expliciet bij, zei die vriend me later, want iedereen met ook maar een greintje verstand begrijpt dat er geen vijf eetlepels zout in een bol deeg gaan. En dat is ook zo. Tuurlijk. Het geval wil alleen dat mijn gezonde verstand het al heel snel verliest van iets dat zwart op wit staat, ook al heb ik dat zelf opgeschreven aan de hand van per chat doorgegeven instructies. Maakt niets uit. Ik heb getwijfeld, uiteraard, eventjes, maar uiteindelijk toch maar vijf scheppen zout in mijn deeg gemikt. Dat stond nu eenmaal op mijn briefje.

Het behoeft geen verdere uitleg dat de maaltijd die ik mijn gasten die avond heb voorgezet bestond uit drie happen pizza, zeven liter water en een boterham met pindakaas.

Mijn dochter houdt niet van snoep; ze is gek op zout. Ze bestrooit haar gekookte eitje met hetzelfde enthousiasme waarmee een ander kind slagroom op een plak cake spuit. Ze is dol op sushi, voornamelijk door de sojasaus, en de friet van oma is de lekkerste friet ter wereld, omdat oma er zo lekker veel zout op doet. Mijn dochter vond de door mij verprutste pizza’s ‘te zout, maar wel heerlijk’.

Ik vind al snel iets zonde. Er lagen meerdere heerlijk uitziende pizza’s op tafel met plakjes voor niets gestorven koe en varken; pizza’s met reepjes nodeloos geteelde paprika en schijfjes voor Jan met de korte achternaam - in op andere wijze veel nuttiger bestede mest - grootgebrachte champignon, waarvan het bestaansrecht met een simpele overdosis zout tot niets was gereduceerd. Ik zag het als een mini-milieurampje dat enkel tot stand had kunnen komen door mijn onwil mijn vriend nog eens te bellen om te vragen hoe het nou precies zat met dat zout. Ik voelde me, kort gezegd, een beetje schuldig.

Wij hebben samen dus nog even doorgegeten, mijn dochter en ik. Ieder om eigen redenen, niet om onze gasten te berispen voor het feit dat zij gestopt waren. Maar het ging niet. Toen na een kwart pizza mijn kaken begonnen te verkrampen heb ik de handdoek in de ring gegooid en ook mijn dochter verboden door te eten. Het was te gortig. Het was te zout.

Een zoutoverschot doet gekke dingen met het lichaam. Ik zou durven zweren dat er de volgende ochtend minder water door het doucheputje verdween dan op andere dagen, dat mijn lijf het overgrote deel vocht gewoonweg in zich had opgenomen in de tijd dat het nodig had om van de douchekop naar de grond te vallen. Mijn koffie hoefde ik niet meer door te slikken, maar werd direct door mijn mondholte geabsorbeerd. Ik voelde me een wandelende wichelroede en ervaarde meer zwaartekracht op plaatsen waar er zich veel grondwater bevond en hoeveel ik ook dronk, mijn huig bleef aanvoelen als een liksteen voor hoefdieren.

Wanneer je van je paard valt is het zaak zo snel mogelijk weer in het zadel te geraken. Twee weken later heb ik dus nogmaals pizza's gebakken, uit het hoofd, zonder briefje. Dat ging beter. Dat ging zelfs goed. Het fijne van iets volledig verknallen is dat je dat maar één keer doet en daarna nooit meer. Je leert. Bij het koken is het bovendien belangrijk om een beetje op je gevoel af te gaan. Nattevingerwerk. Je hoeft dat recept niet zo nauwgezet te volgen. Niet te rigide zijn. Niet op alle slakken zout leggen, dat is niet goed voor je gezondheid.