Fietsfout

Het valt tegenwoordig niet mee je een beetje veilig in het verkeer te begeven. Je kan op de snelweg inmiddels al met 130 kilometer per uur aan gort gereden worden en in de stad scheuren veel auto’s even door een klein straatje tegen de richting in, tot wanhoop gedreven door de gemeentelijk bedachte eenrichtingsstromen. Over brommertjes zullen we het maar helemaal niet hebben. Maar van gemotoriseerde gevaren ben je je bewust. Een flink onderschat probleem zijn de tragen. De slomertjes.

Het valt mij steeds vaker op dat voetgangers nog wel rondkijken voor ze de weg oversteken, maar een fietspad of winkelstraat stappen ze probleemloos op. Zonder blikken of blozen lopen ze je onder de wielen. Als jij dan op je fietsje hals over de kop moet uitwijken, al dan niet gepaard met een krachtterm van een willekeurige felheid, kijken ze gestoord op. Of je niet ergens anders kan gaan lopen fietsen.

Ook een veelvoorkomend probleem zijn de twee keuvelende fietsers die naast elkaar in slakkengang de afgelopen dag minutieus doornemen. “Ik zeg, ja daahaag, zeg ik, daar moet je bij mij niet mee aankomen. Ik zeg, denk jij nou dat ik dat in mijn eentje ga zitten doen, zeg ik?” En daar fiets je dan achter. Met haast. Bellen heeft geen zin. Een keurig: “Pardon, mevrouw Brugman, mag ik er even langs?” evenmin. Ze hebben het gewoonweg te druk. Je zal ze links over de stoep moeten inhalen, met alle levensgevaarlijke gevolgen van dien.

Ik weet niet of het komt doordat we steeds meer moeten tegenwoordig, doordat er meer stress is in onze levens, maar ik zie ook steeds vaker mensen in het verkeer die er gewoonweg helemaal niet bij zijn. Zo liep er laatst een vrouw een beetje dromerig op het fietspad met haar fiets aan de hand, tegen het verkeer in. Dat is al zo fout dat ik niet eens meer hoef te vermelden dat het ook nog eens een heel smal fietspad was, maar het was ook nog eens een heel smal fietspad.

Dan heb je een aantal opties. Mijn eerste ingeving - mijn instinct, zeg maar -  is boos worden. Maar ten eerste heeft boos worden weinig zin en ten tweede is het een beetje ordinair om stennis te gaan lopen schoppen op straat. Iedereen die me kent weet dat ik niet ordinair ben. Ik ben juist heel gewoon. Boos worden viel dus af. Je zou kunnen afstappen en de vrouw vriendelijk duidelijk kunnen maken dat haar gedrag niet helemaal de bedoeling is. Dat heeft ook geen zin. Er bestaat  namelijk een oud Chinees spreekwoord, dat luidt: Zeg het me en ik vergeet het; laat het me zien en ik onthou het; betrek me erbij en ik begrijp het. Met een alleraardigst kletspraatje zou ik haar dus niet aan het verstand brengen dat zij op deze manier een storende factor in onze samenleving is. Nee, er was aktie gewenst.

Illustratie: René Kuijpers.
Aangezien ons treffen zoals gezegd op een smal fietspad plaatsvond kostte me het geen enkele moeite om, met een beetje extra vaart, recht op de vrouw af te stormen. Dromerig als dit soort onsamenhangende personen kunnen zijn zag ze mij pas op het allerlaatste moment. Ze schrok. Dat kon je gerust zo zeggen. Dat ze schrok. Ze slaakte een kreetje en maakte een klein sprongetje. Het deed me een beetje aan een tekenfilm denken. Als ik niet zo druk bezig was geweest de wereld een betere plek voor ons allen te maken had ik er misschien om kunnen glimlachen, maar daar was gezien de situatie geen tijd voor. Ik deed net alsof ik haar ook net pas zag en ik met bovenmenselijke kracht een ruk aan mijn stuur gaf zodat een en ander niet zou eindigen op de eerste hulp. De rest ging heel snel.

Ik keek haar verschrikt aan met een blik die zei dat dat nog maar net goed ging aflopen. Met haar hand nog op haar borst en met haar mond nog open van het gilletje gaf ze me een ‘Waarom kijk je mij nou zo aan, ik doe toch niets fout’-blik die ik scherp beantwoordde met een ‘Oh, nee? Oh, nee? Weet je dat wel zeker, juffie?’-blik. Ik zag het besef haar gezicht intrekken. Ze keek me aan met een verontschuldigende blik die ‘oh, wat errug, wat ben ik toch ook een doos’ zei. En dat was genoeg. Ik glimlachde naar haar dat het al wel weer goed was, niets aan de hand, maar dat ze in het vervolg iets beter zou moeten opletten. Ze glimlachde terug dat ze dat zeer zeker zou doen en dat ze hoopte dat het hele voorval mijn dag niet in negatieve zin zou beïnvloeden. Dat zou het uiteraard niet, dus liet ik haar dat weten door even kort mijn hand van het stuur te tillen. Toen was ik haar voorbij.

Het hele gedoe had maar een fractie van een seconde in beslag genomen, maar meer is er dus niet voor nodig om iemand iets te leren. Iemand iets daadwerkelijk te leren. Tevreden verminderde ik mijn snelheid tot het gangetje dat ik zoëven al in de benen had. Morgen om deze tijd zou deze vrouw hier niet weer achteloos spooklopen met een fiets aan de hand. Natuurlijk, er zouden anderen zijn, die andere fouten zouden maken, dat zeker, maar iedere reis, hoe lang ook, begint met de eerste stap.

Paars

Vorig jaar zei ik dat iedereen op Oerol aardig en lief is, en dat is ook wel zo, maar dit jaar ben ik erachter gekomen dat het toch ook mogelijk is om je er te irriteren aan een enkeling. Met enkeling bedoel ik dan eigenlijk een enkel groepje. Of groep. Ze zijn al met al in flinke aantallen aanwezig op Terschelling tijdens het festival. Ik heb het over de meisjes van veertig. De meisjes van vijftig.

De meisjes van veertig en vijftig kan je herkennen aan lekker mal haar. Gemillimeteriseerd en knalrood of -groen geverfd. Of allebei. Of twee staarten aan weerszijden van het hoofd, beide met een ander kleurtje elastiek tegen het hoofd gekneld. In negentig procent van alle gevallen is er sprake van een flinke dosis grauwe uitgroei. Op de neus staat een ‘knallie-knallie’ gekleurde bril, liefst met open brilpootjes. De ‘meisjes’ kunnen tijdens Oerol bij uitstek tonen dat ze niet oud zijn geworden, maar juist leuk, jeugdig en onverantwoordelijk zijn gebleven. Het perfecte festival om duidelijk te maken dat ze hun mannen hebben verlaten omdat die zo kleinzerig waren dat ze er niet mee om konden gaan, een zelfstandige vrouw, de sukkelaars, en dat het zeker niet omgekeerd was, dat zij het zélf waren die zijn verlaten. Wie wil er nu weg bij een leuke, ietwat gekke meid met een eigen willetje die best nog wel te porren is om, als het maar niet té wordt, een beetje te experimenteren in de slaapkamer, af en toe? Op zondag, bijvoorbeeld. Als ze lekker uitgeslapen is.

Wat ook enig is, is dat ze een lekker gekke hobby hebben. Ze lopen rond met een hoelahoep onder hun arm of proberen jongleren onder de knie te krijgen op een terras, want jongleren is oud gedaan, hahaha. Ze drinken een glas wijn, of ach, wat maakt het ook uit, wat drinkt die leuke man daar rechtsachter? Dat willen ze eigenlijk ook wel. Ziet er lekker uit, geen idee wat het is, maar dat maakt niet uit. Ze proberen het gewoon. Nou en? En dat terwijl het nog niet eens vier uur is. Doe eens gek. Laat je gaan.

Binnen een minuut vliegt één van hun jongleerballen onder je stoel en komen ze zich schaterlachend verontschuldigen voor hun gedrag. “Sorry, hoor, wat ben ik toch een onhandige doos. Het zou toch bijna genant worden, zoals ik tussen uw benen graai. Haha. Of mag ik jij zeggen? Nou, sorry, hè? Doeg!” Bij de eerstvolgende opgooi verliezen ze een bal in de schoot van een man twee tafeltjes verder. Gierend doen ze eenzelfde excuusverhaal, maar nu ook samenzweerderig jouw kant opkijkend, want ja, jij weet inmiddels natuurlijk precies hoe zij kunnen zijn, die malle meiden. Is het niet om te gillen?

Het haar, de hobbies, hun lengte, breedte en scheergedrag; er zijn vele soorten meisjes van veertig en vijftig. Eén ding hebben ze allemaal echter gemeen: paars. Allen dragen ze een knalpaars gewaad tot op de enkels of een grofgebreid paars vest over de rest van hun bonte kledij. Als ze geen matching paarse sandalen en/of nagellak dragen, dan zijn er zeer, zéér contrasterende kleuren aan het lijf te ontdekken. Een fluor groene flapperbroek die door twee sumoworstelaars gedragen zou kunnen worden. Een joekel van een handig uit een boedhistisch gewaad gefabriceerde oranje draagtas om de schouder. Een bloemetjessjaal van een halve straatlengte om de hals, want: hallo! Op dit eiland vol vrijgezellige mannen wil je natuurlijk geen keelverkoudheid oplopen. Hahaha. Met al die wind, en zo. Er zijn vele soorten meisjes van veertig en vijftig, maar altijd is er iets paars aan te ontdekken.

Waarom paars? Ik denk dat paars ‘gewoon mooi’ is. Weten zij veel? Ze houden gewoon van lekker vrolijke kleurtjes, die meiden. Het feit dat paars van oudsher de kleur van boetedoening is in de rooms-katholieke kerk zal er in ieder geval weinig mee te maken hebben. Laat het de natuurliefhebbende dames ook maar liever niet horen dat het in de Romeinse tijd een teken van rijkdom was om paarse kledij te dragen. Het is zelfs hierdoor dat de purperslak, de lieverd, die gebruikt werd voor de vervaardiging van paarse kleurstof, nu vrijwel is uitgestorven. Boe, paars.

Hoe moge duidelijk zijn, ik houd niet van paars. Paars schreeuwt om aandacht. Meisjes van veertig en vijftig schreeuwen om aandacht. Ze schreeuwen zo hard dat hun omgeving met de vingers in de oren van ze wegloopt. Nee, het is niet hysterisch grappig als je zegt dat je nat bent nadat je een glas wijn over jezelf hebt gegooid. Evenmin is het om te gieren dat je je per ongeluk vastklampt aan de eerste de beste kerel op je pad door een zogenaamde misstap.

Kijk. Ik snap het allemaal heus wel, maar ik begríjp het niet. Ik loop zelf ook met rasse schreden tegen de veertig aan. Ik ben ook niet piep meer. Maar zie je mij dronken op een eiland rondschooien alsof ik achttien ben? Zie je mij dansen als een malloot? Nou ja, okee, misschien wel, maar niet zo overdreven op jacht naar een beetje aandacht van het andere geslacht. Dat wil zeggen, niet al om vier uur 's middags. Althans. Niet in een paarse jurk.

Ach, laat ook maar.
Illustratie: Willemijn de Lint