Niets

Van een vriend kreeg ik onlangs het boekje ‘Sum: Forty tales from the Afterlives’ van David Eagleman. Een vermakelijke collectie schetsen van hoe het hiernamaals eruit zou kunnen zien, van verschillende religieuze tot biologische kanten bekeken. Mijn favoriet is de voorstelling dat God geen man of vrouw blijkt te zijn, maar een op zeer laag niveau denkend ras dat ons geschapen heeft om tot inzichten te komen, min of meer zoals wij computers gebruiken voor denkprocessen die ons slecht afgaan. Zij die na het sterven hopen op antwoorden komen daarbij dus bedrogen uit. Leuk boekje.

Als ik over de dood nadenk moet ik altijd denken aan een verhaal dat mijn leraar Natuurkunde op de middelbare school vertelde, nadat hij aan een andere klas had uitgelegd dat als je voorbij de grens van het almaar uitdeiende heelal zou kunnen komen, daar helemaal niets zou zijn. Hij vroeg die klas zich in te beelden wat dat zou betekenen: niets. Een jongen uit die klas vond dat idee zo beangstigend dat hij flauwviel.

Ik ben niet gelovig. Ik geloof niet in een God en niet in reïncarnatie. Wat er met me gebeurt na de dood weet ik niet. Ik vermoed gewoon niets. Waarschijnlijk hetzelfde niets als het niets buiten het heelal. Denk jezelf eens in: wat is niets? Echt niets? Geen zwart, geen wit, geen eindeloze leegte, zelfs geen mogelijkheid om dat niets te kunnen interpreteren. Echt helemaal niets. Niets.

Het is iets gemakkelijker om ‘alles’ voor te stellen. Alles is het gehele heelal. De aarde, water, lucht, van de kleinste subatomaire deeltjes tot hele planeten, sterren, melkwegstelsels. Maar ook honger en dorst, oorlog, liefde. Horrorfilms en breinaalden. Ovenreiniger. Alles tot aan die rand waar het almaar uitdeiende heelal stopt, want daar is niets meer.

En daar gaat het dus mis.

Vroeger, heel lang geleden, toen was er al niets. Tot de oerknal. Toen was alles er opeens. Volgens de wet van behoud van energie is dat onmogelijk. Maar ook die wet is gebaseerd op iets en dus waarschijnlijk pas ontstaan tijdens de oerknal. Alles en niets, vechtend om ruimte. Alles won en wint nog steeds voortdurend ruimte op het niets, maar het niets is niets en heeft dus geen grenzen en zal altijd groter en meer zijn dan alles. Nee, niet groter en meer, want dan zou niets iets zijn, en dat is het niet.

Voor ons simpele stervelingen bestaat niets helemaal niet. Niets wordt namelijk al iets als je erover nadenkt. Het is gewoon onmogelijk. Ik ben wel eens jaloers op die jongen die flauwviel. Graag zou ik zo dicht bij het niets komen. Maar hoelang ik er ook over nadenk, ik kom altijd bij dezelfde gedachte uit: niets is niets.

Als ik een boekje zou schrijven als dat van meneer Eagleman zou het moeten heten: ‘Niets over het hiernamaals’. Het zou niets voorstellen, hoor. Het zou geen tekst bevatten, geen pagina’s, zelfs geen omslag. Het zou niets kosten, want je krijgt er ook niets voor terug. Ik had er niets voor hoeven doen maar toch zou het mijn Magnum Opus zijn. Want als ik iets goed kan, dan is het wel niets.

Illustratie: René Kuijpers

Pluk 11 - Strandstoel

Op zeer late leeftijd (ik was in alles een laatbloeier) ben ik van de strandstoel gaan houden. Er zijn niet veel dingen die ik goed kan, maar ik kan een strandstoel opzetten. Als de besten.

Mijn vader heeft een hekel aan het strand. Gedoe. Zand. Ik geloof niet dat ik hem ooit aan de zee heb gezien. Mijn moeder vond het strand best leuk, totdat mijn broertje er een keer werd gebeten door een hond. Dat was de enige keer dat ik haar hartgrondig heb horen vloeken. Jarenlang heb ik gedacht dat een bouvier een klerehond heette.

Tot aan mijn puberteit kwam ik er dus niet vaak, het strand. Ik heb er de afkeer tegen overgenomen van mijn ouders. Maar als het moest dan moest het, en toen de meisjes uit mijn klas met z’n allen naar het strand gingen om bikini’s te dragen kon ik natuurlijk niet meer wegblijven. Opeens was ik er weer dagen achtereen te vinden. Strandstoelen werden er niet gebruikt, we lagen op handdoeken te bakken in de zon. De meisjes op hun rug, trots op wat ze te tonen hadden, de jongens meestal op de buik, om hormonale redenen.

Ik was een impopulaire, stille, lange slungel, dus als op de terugweg de die dag ontstane koppeltjes in een lange stoet naast elkaar fietsten, fietste ik achteraan, alleen. Dat heeft mijn voorliefde voor het strand ook niet veel goeds gedaan. Al snel was ik er weer gemakkelijk weg te slaan.

Jaren later kreeg ik voor in mijn achtertuintje een heuse strandstoel. Knaloranje. Met een groteske afbeelding van een bloem op de bekleding. “Een strandstoel?,” vroeg ik toen ik hem kreeg. “Een strándstoel? Wat moet ik met zo’n ding? Ik heb een hekel aan het strand en ik heb een hekel aan strandstoelen. En ze zitten kut. En deze is nog knaloranje ook!” Na twee dagen was ik er niet meer uit vandaan te krijgen. Elk vrij momentje bracht ik door in mijn nieuwe stoel met een boek of een biertje. Of om een tukje te doen. Laten we eerlijk zijn: in een strandstoel kan alles. Topstoel.

Pluk de Nacht is om vele redenen een fijn festival, maar het allerleukste zijn er de mensen die hun strandstoelen opzetten. De organisatie van Pluk weet dit, getuige de instructiefilmpjes-met-een-knipoog die er elke avond getoond worden. Tegen negenen is het veld één grote kluwen van naar alle kanten uitstekende houten leuningen en poten, verward in doek. Vingers komen klem te zitten, vloeken banen zich een weg naar buiten. Bij vrijwel iedereen gaat het de eerste keer mis. Een enkeling lukt het even later zelf, anderen komen er na wat gehannes met zijn tweeën uit, weer anderen vragen hulp en sommigen laten het uiteindelijk maar voor wat het is en gaan op een amorfe stoel zonder leuningen met hun billen op de grond zitten. Fantastisch. De hoofdfilm is het toetje.

Let op, mensen: klap eerst de voorpoot naar beneden, dan gaat de rest vanzelf. Mocht het om een of andere reden toch nog niet lukken, zoek mij dan. Ik help. Ik ben die lange slungel die overal een beetje mijmerend rondstruint.


Deze mijmering verscheen eerder op www.plukdenacht.nl.

Pluk 11 - Het gevangenisleven

Het Deense ‘R’ is een ‘snoeiharde’ gevangenisfilm. Nou, ik weet het niet.

Hoofdpersoon Rune wordt bij binnenkomst meteen het vuur aan de schenen gelegd. Hij moet zijn matras afstaan, de plees schrobben en in foetushouding op de grond gaan liggen met zijn duim in zijn mond. Hij doet alles braaf. Hoezo snoeihard? Ik noem dat een watje.

Het feit dat Rune meteen zijn cel wil schoonmaken, en dat zijn haar in de tijdsspanne van de film (circa zeven maanden) perfect geblondeerd blijft, geen uitgroei, pleit ook niet voor hem. Er wordt niet verteld waarom Rune de bak in moet, maar het moet iets in de trant van een gewapende overval op een kapperszaak zijn geweest.

Dat gevangenisleven, vertel mij wat, is geen peulenschilletje. Je kan niet zomaar binnenlopen en je door iedereen tot zijn bitch laten benoemen. Dat werkt niet. Dan ben je tot in de eeuwigheid de lul. Het levert voor die jongens bovendien allerlei onderlinge spanningen op. Bubba is geil maar maandag is niet zijn dag, dus wil hij ruilen met Jimbo die natuurlijk ook gewoon zijn ontladingsmomentje nodig heeft. Medegevangenen zien dat er ruimte is voor onderhandelingen en bieden twee sloffen sigaretten voor je, maar daar wil Jimbo niets van weten. Voor je het weet is het weer knokken geblazen. Hartelijk bedankt, hoor.

Meteen op je eerste dag in de bak de grootste klootzak uitzoeken die er rondloopt en hém vragen voor je te bukken is ook geen gezond idee. Goed, je verblijf in het gevang wordt er aanzienlijk door verkort, maar daar is alles mee gezegd. Je zal slim moeten zijn om in zo’n vijandig klimaat te kunnen overleven. Gewiekst.

Je moet ervoor zorgen dat je onaantastbaar bent. Bij het eerste pak rammel dat je te wachten staat moet je meteen heel hard roepen dat je AIDS hebt. Niemand wil nog jouw bloed aan zijn handen. Of je zorgt ervoor dat je iets unieks in de aanbieding hebt. Een nichemarkt bedrijven. Welke niche, dat is aan jou. Het is jouw uniek selling point. Ik kan daar weinig over zeggen. Ik ga ook niet alles voorkauwen. Doe jij ook eens wat.

Ik zou, denk ik, grappen maken. Flauwe grappen. Je moet je beseffen dat het publiek in zo’n penitentiaire inrichting nou niet bepaald hoogopgeleid is. Het zit er niet vol met intellectuelen. Je moet je een beetje aanpassen aan het niveau, af en toe een Geer en Gooropmerking plaatsen. Een Ron Brandstedertje doen. Een Boszhardje. Dat vinden ze leuk, die rakkers. Nee, ik heb niets te vrezen in de petoet. Maak je om mij geen zorgen.

Het valt allemaal wel mee, dat leven in de bajes. Wat je in ieder geval niet moet doen is meteen je cel schoonmaken en je haar blonderen. Dan vraag je erom. Dan gaat het er meteen snoeihard aan toe.


Deze mijmering verscheen eerder op www.plukdenacht.nl.

Pluk 11 - Collectief filmgeheugen

Een gremlin moet je niet in aanraking laten komen met water, en al helemaal nooit voeden na middernacht. Prinses Leia is de zus van Luke. Who you gonna call? E.T. phone home.

Er zijn films die iedereen kent. Films die bestaan in het collectief geheugen. Films die je als kind ziet en nooit meer vergeet, en die je aan je eigen kinderen laat zien als ze daar oud genoeg voor zijn omdat dát nou pas echt goede films waren. Beter dan die rotzooi die ze nu maken. Daardoor komt het dat er nog steeds buiten Star Warsje en Indiana Jonesje gespeeld wordt.

De generaties voor ons hebben in hun jeugd ook films gezien die indruk op ze gemaakt heeft. The Sound Of Music of Annie, om maar wat te noemen. Die films zitten veel minder diep geworteld in het collectieve filmgeheugen omdat er gewoonweg minder mogelijkheden waren om favoriete films aan het nageslacht door te geven. De eerste generaties Betamax en V2000 videorecorders waren duur en bleken bovendien knopjes te bevatten waar niet op gedrukt durfde te worden.

Ik kan vrij precies uitleggen wat Marty McFly allemaal meemaakte in Back To The Future. Over de avonturen van Johnny Depp in Pirates Of The Caribbean kan ik daarentegen veel minder vertellen. Iets met dode piraten, ik weet het niet meer. De kids van nu weten dat wel. Over één generatie zit kapitein Jack Sparrow dus ook in de collectieve filmkennis.

Prachtige Plukfilms als Above Us Only sky en Jack Goes Boating zullen die status nooit bereiken. Niet alleen omdat het geen films zijn die niet voor een groot publiek aantrekkelijk zijn (want niet voor ettelijke miljoenen dollars geproduceerd in Hollywood), maar ook omdat het collectieve geheugen vrijwel uitsluitend jeugdfilms bevat. Dát zijn namelijk de films die ouders aan hun kinderen doorgeven.

Hoewel...

Het zou heel goed kunnen dat het grote filmgeheugen aan het verdwijnen is. Kinderen luisteren sowieso al nauwelijks meer naar hun ouders, dus waarom zouden ze wel naar hun favoriete films gaan kijken? Je ziet de ogen al bijna omhoog rollen bij het voorstellen gezellig samen een dvd’tje te gaan kijken. Kom op zeg, pap. Ik heb wel wat beters te doen. ‘Maar dan maken we er een grote bak popcorn bij! Nee?’ Hopeloos.

Er zijn nieuwe wegen om te bepalen welke films je moet zien, en die zullen alleen maar toenemen. Je gaat naar IMDB en kijkt welke films hoog aangeschreven staan in het genre dat je aanspreekt. Het zou een verrijking van onze maatschappij kunnen betekenen. Catwoman wordt vergeten, The Shawshank Redemption vele malen herbekeken.

Ach, waarschijnlijk zal het allemaal anders lopen. Op Twitter 3.0 zullen bakvissen rondtweeten dat Transformers VIII kapot vette holo-effecten bevat, maar dan in nieuwere, hippere bewoordingen. Alles zal alleen maar minder worden. Niemand zal zich nog interesseren voor de tijd waarin écht goede films gemaakt werden. Beter dan die rotzooi die ze dan maken. En niemand zal meer weten hoe gaaf het is om een gremlin in een blender te stoppen.


Deze mijmering verscheen eerder op www.plukdenacht.nl.

Pluk 11 - Water

Vorig jaar heb ik vele goede dingen gehoord over Pluk de Nacht. Ik stelde me een landtong voor, een schiereilandje omgeven door water, vol met pizzatenten, biercampers en een groot scherm met goede films. Na de film zou het er vol staan met drinkende, rokende en lachende mensen, dansend op de soundtrack van een foute film. Ik heb mezelf plechtig beloofd om er dit jaar bij te zijn. Dus ik ging.

En alles is waar. Pluk de Nacht is te gek. Het Stenen Hoofd is omgetimmerd tot een klein Lowlands, de kraakdroom van elke vrijgevochte hippie maar tevens een plek waar de kantoorklerk prettig zijn dag kan afsluiten. Je eet er een crêpe, een hamburger of een huisgemaakt frietje. Er is fris, koffie, wijn en vooral Vedett. Voor een door jezelf te bepalen bedrag huur je een strandstoel en steun je de organisatie, maar je kan ook plaats nemen op het terras, de tribune of, en dat deed ík, in de VIP-loge onder de projector. Plaats voor een man of zes, dus wees er vroeg bij.

Water is fijn. Het strand. Een eiland. Ik ben graag in de buurt van open water. Het moet in de buurt zijn. Op fietsafstand. Ik zou niet goed gedijen in het midden van een continent. Pluk de Nacht is door water omgeven. Aan drie kanten afgesloten door water van het IJ wordt er een filmfeestje gegeven. Heerlijk. Rond negen uur stroomt het bouwterrein langzaam maar zeker vol, vindt het publiek het perfecte plekje voor zijn strandstoel, haalt een drankje en gaat voor de zekerheid nog een keer plassen.

Titelsgewijs kan je een openlucht filmfestival niet beter beginnen dan met de Duitse film ‘Über Uns Das All’, die vreemd genoeg onder haar Engelse titel wordt aangekondigd: ‘Above Us Only Sky’. Boven ons enkel lucht. De film is goed. De ietwat surrealistische omgeving nog beter. Vrijwel het hele Stenen Hoofd is bezaaid met diep in strandstoelen weggedoken filmliefhebbers. Schouder aan schouder zit men, onder dekentjes, te genieten van een niet zozeer gezellige, maar zeker indrukwekkende film.

Ik kom er nu niet onderuit de kleine kanttekening te maken dat dit alles zich afspeelde in de regen. Daar. Ik heb het gezegd. Het regende. Nu en dan was het eventjes droog, af en toe kwam het met geweld naar beneden. Het publiek werd overkoepeld door een bonte verzameling papraplu’s en poncho’s. Tijdens stille passages kon je het water horen afketsen op het vele aanwezige plastic. Schouders werden hoog opgetrokken en capuchons strak over hoofden gesnoerd.

Maar de regen mocht en kon de pret niet drukken. Het publiek bleef. Men liet het over zich heenkomen. Nou en? Een enkele dansende dwaas gehuld in slechts een T-shirt deed ons beseffen dat het allemaal zo erg niet was. We haalden nog een biertje. We staken er nog één op. We plukten de nacht, met boven ons enkel lucht. En water.


Deze mijmering verscheen eerder op www.plukdenacht.nl.

Lijntje



Hoewel het slecht is geknipt en er een vreselijk liedje onder is geplakt, kan ik bijzonder hard lachen om dit filmpje. Vooral het laatste voorval waarin een jongen een agent moet helpen om een alcoholtest te kunnen ondergaan is hilarisch. Tevens is het een volslagen belachelijk stukje burgercontrole.

In de Verenigde Staten is men op een heleboel vlakken veel verder dan in Europa. Onder andere in onderzoek naar kanker en autisme. Daar staat echter een hoop tegenover. Het eetgedrag van de gemiddelde Amerikaan, bijvoorbeeld. De staat van wegen en bruggen, het feit dat de ziekenkostenverzekeringen nog steeds niet jofel zijn en het aantal wapens dat vrij op de markt verkrijgbaar is. Het is een raar land.

Neem nou die alcoholtest. Over een lijntje lopen om te bewijzen dat je niet dronken bent is natuurlijk archaïsch, maar dat is nog niet het ergste. Het meest belachelijke feit uit dit filmpje is dat de agent zijn eigen lijntje heeft meegenomen. Onderdeel van de uitrusting. Je ziet zo'n man of vrouw zich al staan omkleden in de kazerne. "Pistool, handboeien, lijntje.. Jep, ik ben er klaar voor."

Stel nou dat je als Amerikaans agent een burger tegenkomt waarvan je vermoedt dat hij te diep in het glaasje heeft gekeken. Die mag je dan natuurlijk niet zomaar oppakken, daar zijn regels voor. Niets aan te doen. Nee, je zult eerst moeten bewijzen dat hij dronken is. Over een lijntje lopen, dus. Het is niet ondenkbaar dat er zich op de plaats des misdrijfs geen natuurlijke kaarsrechte lijn bevindt. Gelukkig ben je daar dan op voorbereid met je Standard Issue uitrol-lijntje. Als het sujet keurig netjes over je lijntje heeft gelopen is hij niet schuldig en mag hij gaan. Heeft hij echter een misstap gedaan dan is het bewijs geleverd: dronken als een lor. Handen op de motorkap, flink schreeuwen, hardhandig fouilleren, de boeien lekker strak en mee naar het bureau. De samenleving is er weer een stuk veiliger op geworden.

In Nederland kom je met zo’n test niet ver. De verdachte hoeft maar te zeggen dat hij welzeker recht liep, maar dat jij het lijntje scheef had uitgerold. Voor een broodnuchter iemand valt daar natuurlijk niet normaal overheen te lopen, zo’n scheef lijntje. Hij staat geheid binnen vijf minuten weer buiten.

De jongeman uit dit filmpje heeft overigens ook niets te vrezen: er is nooit bewezen dat hij niet over een lijntje kon lopen.