Pluk 13 - 3D

Illustratie: Willemijn de Lint
Ik heb nog niet vaak een slechte film gezien tijdens Pluk de Nacht. Sterker nog, ik kan me slechts één film herinneren die me niet zo aansprak. Geen slechte film, maar aan mij niet besteed. Altijd zijn het films die een interessante andere zienswijze bieden, originele plots ten toon spreiden of onderwerpen aansnijden waarover niet vaak wordt nagedacht. En daar houd ik van.

Soms, echter, heb ik ook wel zin in hersenloos vermaak. De superhelden laat ik graag aan me voorbij gaan, maar ik ben een sucker voor sciencefiction en horror. Ook voor slechte sciencefiction en horror. Juist voor slechte sciencefiction en horror. Hoe groter en belachelijker de monsters, hoe beter ik ervoor ga zitten. Hoe ongeloofwaardiger de apocalytische natuurramp, hoe dieper ik wegzak in het pluche. Hoe groter de gaten in de plot, hoe sneller mijn popcorn op is.

Helaas zal ik dergelijke films in de toekomst alleen nog maar thuis kunnen kijken. Een beetje sciencefiction-film wordt in de bioscopen enkel nog in 3D vertoond. Er is al veel gezegd en geschreven over 3D, maar ik begrijp het nog steeds niet. Ik krijg er heus geen hoofdpijn van, ik wordt niet duizelig, maar ik zie wel alles dubbel. Onscherp. Bovendien vind ik het echt niet te gek.

Films worden voornamelijk in 3D aangeboden omdat daar hogere prijzen voor gevraagd kunnen worden. Kon je ‘vroeger’ nog naar de 3D- of 2D-voorstelling, tegenwoordig heb je die keuze niet meer. Niet in Haarlem en meestal ook niet in Amsterdam. Nou, dan niet. Ik kijk nog liever een illegaal gedownloade CAM-versie van een film (of liever, om heel precies te zijn, een legaal gedownloade kopie van een illegaal geüploade film) dan dat ik met een idioot brilletje over mijn eigen bril een beetje zit te gokken wat er op het scherm gebeurt. Met de ondertitels tegen mijn kin geplakt.

Het is ook storend dat 3D-films altijd volzitten met 3D-shots. Dat is logisch, want daar is het natuurlijk om te doen, maar na de vierde auto die vol diepte supersnel jouw richting op crasht weet je het wel. De kogels, pijlen, bijlen en andersoortige projectielen die op gelijke wijze op je af snellen brengen enigszins afwisseling, maar niet veel. Een 3D-film is ALTIJD een 3D-promotiefilm. Kijk eens wat we kunnen. Gaaf, hè? Het is net of het echt naar je toe komt. Je schrok, hè? Hahaha, jahaa, dát is 3D! Te gek.

Nee. Niet te gek. Star Wars is te gek. Evil Dead II is te gek. Films waarin de special effects met aandacht, enthousiasme en vernuft voor elkaar gekregen zijn. Inmiddels zie je precies hoe ze het voor elkaar gekregen hebben - met modelletjes, met stop-motion, met lijm en schaar -, maar ze zijn tenminste origineel bedacht. Ze zijn niet hetzelfde als de vorige zes effecten. En ze zijn niet hetzelfde als in de vorige zeventien 3D-films. In originaliteit schuilt kwaliteit.

Kinderen vinden 3D-films leuk. Prima. Maar kinderen vinden alles leuk. Mannen met buikjes en kettingen om hun nek vinden het om te gieren om 3D-pornofilms voor zich te zien, dat gaat er altijd erg plastisch aan toe, maar die mannen zijn eigenlijk ook gewoon kinderen. Toen Christopher Nolan gevraagd werd waarom hij Batman XVI niet in 3D had geschoten antwoordde hij dat hij niemand kende die dat echt te gek vond. Vandaar. Ik ken die mensen ook niet. Althans, niet boven de veertien jaar.

Weest allen gerust; Pluk de Nacht is geheid 3D-vrij. Maar let op! Als er tijdens een Pluk-film plotseling iets met veel diepte supersnel jouw richting op komt kun je het beste even bukken.

Pluk 13 - Wild Bill


Illustratie: Willemijn de Lint
Sommige mensen hebben altijd pech.

Kijk, ik begrijp heus wel dat als een kleine crimineel in de gevangenis terecht komt dat meestal zijn eigen schuld is en je dus niet echt over pech kunt spreken, maar toch. Zo’n gevangenis is geen pretje. Je moet er constant op je hoede zijn. Je maakt geen vrienden, want als je vrienden maakt maak je meteen ook vijanden, je slaapt altijd met één oog open om de schamele bezittingen die je er hebt te beschermen en in de doucheruimte heb je al helemaal ogen in je rug. Als je dat allemaal acht jaar volhoudt en uiteindelijk op vrije voeten gesteld wordt, dan ben je blij. Geloof me. Ik spreek niet uit ervaring, maar geloof me toch maar.

Als je er echter vervolgens achterkomt dat de moeder van je twee kinderen die lievelingetjes - die je voor het laatst nog in luiers hebt gezien - al jaren geleden in de steek heeft gelaten waardoor ze noodgedwongen op straat hebben geleerd hun eigen boontjes te doppen, en als die lievelingetjes jou helemaal niet kennen en als die lievelingetjes jou helemaal niet willen kennen, en als de reclasseringsambtenaar dreigt Bureau Jeugdzorg op je dak te sturen om ervoor te zorgen dat die lievelingetjes niet verwaarloosd raken, ja, dan ben je minder blij. Meteen al. En als één van je lievelingetjes wat extra geld probeert bij te verdienen in jouw oude criminele circuit en als dat - uiteraard - gierend uit de hand loopt, waardoor jij uiteindelijk overal de schuld van krijgt, potverdorie-nog-aan-toe, dan heb je echt wel pech.

In alle films waarin de hoofdrolspeler het criminele circuit wil verlaten draait het uiteindelijk om hetzelfde: nog één keer. Nog één keer en je hebt je schaapjes op het droge. Nog één keer en je openstaande schuld is afgelost. Nog één keer en niemand staat je nog naar het leven. En in alle films waarin de hoofdrolspeler het criminele circuit wil verlaten mislukt dat jammerlijk. Altijd zakt de protagonist dieper en dieper in de stront totdat hij neerwaarts spiraliserend het absolute dieptepunt van zijn leven bereikt. Hij raakt het vertrouwen kwijt van zijn dierbaren. Niemand gelooft hem nog. Er is geen uitweg meer. Er is geen hoop meer. Meestal blijkt echter aan het einde van de film dat hij de hele tijd al met een plannetje heeft rondgelopen waardoor hij stiekem toch iedereen het nakijken geeft. In die films is de hoofdrolspeler iedereen te slim af. Maar die films spelen zich niet af in Engelse achterbuurten met de allerlaagste status.

In Wild Bill, de Pluk-film van vrijdag 9 augustus, is Bill helemaal niemand te slim af. Bill is sowieso niet al te slim. Niemand in Wild Bill is slim. Kinderen gaan niet naar school en krijgen zelf kinderen, en ouders worden ‘s ochtends, wanneer ze door hun kroost gewekt worden, wakker op de bank met een joekel van een kater en een natgepiste broek. De armoede druipt van het scherm. Om de beslissingen die er in de film genomen worden kan de gemiddelde Pluk-bezoeker - die ik erg hoog inschat - slechts meewarig het hoofd schudden. Ons zou dit nooit gebeuren, mensen.

Iedereen probeert het allemaal juist zo goed te doen, maar iedereen faalt. Je wilt als kijker het liefste het scherm instappen, iedereen een aai over de bol geven en bij elkaar in dezelfde ruimte zetten om even de koppen bijeen te steken. Eventjes centraal. Eventjes pragmatisch. Eventjes smart nu. Maar ja, dat kan niet. Ze zullen het zelf moeten doen.

Sommige mensen hebben altijd pech.

Pluk 13 - Dixi

Illustratie: Willemijn de Lint
Ze zijn broodnodig. Op muziekfestivals en sportevenementen. Bij de avondvierdaagse en de intocht van Sinterklaas. Bij demonstraties tegen de bezuinigingen van het kabinet en huldigingsfeesten voor het Nederlands elftal. Op bouwterreinen en braderieën. En dus ook op open air film festivals als Pluk de Nacht. Overal waar veel mensen tegelijkertijd aanwezig zijn - zeker als die mensen ook nog eens de beschikking hebben tot koud bier, hetzij versgetapt, hetzij uit een gekoeld flesje Vedett - zijn er Dixi’s te vinden.

De Prittstift, Maggi, Spa, de Walkman, Post-it’s, de Kliko en de Dixi. Het zijn allemaal producten waarvan we de merknaam als soortnaam hebben overgenomen. Zo’n plee heet gewoon een draagbaar toilet of toiletcabine, maar omdat Dixi Sanitary Services B.V. aan het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw de grootste leverancier van toiletcabines werd noemt iedereen ze simpelweg Dixi’s.

Vorige jaargangen van Pluk stonden er nog van die keurige wc-unit-aanhangwagens. Links de mannen, rechts de vrouwen. Prima was dat. Dus waarom nu de Dixi’s? Welnu, het Stenen Hoofd, het terrein waarop Pluk de Nacht gehouden wordt, is door de gemeente ergens in het afgelopen jaar van het riool ontkoppeld. Dixi’s dus.

Ik weet het niet met de Dixi. Aangezien ik gezegend ben met een penis geef ik de voorkeur aan een piskruis, maar de helft van de bevolking heeft die luxe niet, en ook ík ontkom er met meerdaagse festivals niet aan gebruik te maken van zo’n afgesloten cabine van 90 bij 90 centimeter, de blote billetjes slechts enkele centimeters boven liters en liters van menselijke uitwerpselen en chemische meuk.

Zo’n Dixi werkt ook teveel op de verbeelding, denk ik altijd. Iedereen heeft de filmpjes op internet gezien waarop op- en aangeschoten jongelui het geinig vinden om een Dixi omver te duwen, het liefst als die bezet is door een vriend of kennis. Ik ben iedere keer dat ik zo’n cabine betreedt bang dat op dát moment iemand zich bedenkt hoe leuk dat wel niet nu zou zijn. Je moet er niet aan denken. Alleen het omvallen in een ruimte zo klein en benauwd als een Dixi kan al behoorlijk wat schade opleveren, en dan moet je de ontlastingslawine nog over je heen krijgen. Als je al geen infectieziekte krijgt door een fecaal-orale besmetting dan loop je wel weken rond met ontstoken ogen en slijmvliezen van het brandende blauwe super-mr-Muscle-goedje waarmee de opslagtank enigszins reukvrij gehouden wordt. Voor mij als vegetariër is het zelfs extra erg, want waarschijnlijk hebben er tientallen, zo niet honderden vleeseters gepoept. Daar lig je dan met je goede gedrag tussen dubbelverteerde hamburgers, spare-ribs en shoarmarollen.

Een vriend van me heeft ooit eens op een muziekfestival zijn telefoon in een Dixi laten vallen. Om dat kleinood zou nu iedereen zijn schouders ophalen, nu zou men het een veredelde rekenmachine noemen, of een stuiternokia, maar toentertijd was mijn vriend zo ongeveer de enige in mijn naaste omgeving die in het bezit was van een mobiele telefoon. Dat zei je er vroeger nog bij: mobiele telefoon. Of nog erger: mobiele. Voordat de kleinoden mobieltjes werden genoemd, waren het mobielen. De taalhorror. Enfin, het was dus een prestigebezit, die telefoon. Mijn vriend ging op de knietjes en stak zijn arm door het gat totdat zijn neus slechts millimeters van de al de hele dag gebruikte wc-bril hing en woelde tot aan zijn elleboog in de mensenmassa. Al vrij snel had hij zijn dure speeltje terug, hetzij stuk. Had ik hem ook wel van tevoren kunnen vertellen. Hij heeft vier uur lang zijn hand en onderarm gewassen, maar je rook de chemische poeplucht nog steeds. Je wist het gewoon. Hij heeft drie weken niemand de hand hoeven en/of mogen schudden. Zijn telefoon heeft het, ondanks goed drogen, nooit meer gedaan.

Ik ben dus geen fan van de Dixi. Nooit geweest, gaat nooit gebeuren. Mocht je tijdens Pluk een lange slungel in een Dixi zien stappen, wáág het niet!

Pluk 13 - Reistijd

Illustratie: Willemijn de Lint
Ik woon in Haarlem en werk in Amsterdam. Dat betekent dat ik twee keer per dag een kleine twintig minuten in de trein zit. Twintig minuten is mijns inziens de perfecte reistijd. Ik kan mijn wordfeud-achterstand wegwerken of tien pagina’s lezen. Aan het einde van de dag komt het ook wel eens voor dat ik een tukje doe. Ik ben geen twintig meer.

Wat altijd leuk is in een trein of bus is mensen kijken. Toegegeven, het is vandaag de dag een stuk minder leuk dan pak ‘m beet vijf jaar geleden - iedereen zit nu met een uitdrukkingsloos gezicht over zijn of haar smartphone gebogen - maar het blijft aangenaam om mensen te observeren die dat niet in de gaten hebben. Krabbende of neuspeuterende mensen. Knikkebollende mensen. Jongens die heimelijk naar meisjes kijken en meisjes die zichzelf heimelijk in de reflectie van de ruit bestuderen, een haarlok net iets anders schikken, tevreden met het resultaat zijn en weer rustig achterover gaan zitten. Vrouwen die duidelijk geïrriteerd raken door het gedrag van hun zwetende buurman en onbewust steeds een klein stukje van ze weg schuiven. Mooie vrouwen die gewoon mooi zijn. Mensen die hetzelfde doen als jij en waarvan je er met een schok achterkomt dat ze jou al vijf minuten observeren.

Maar mensen kunnen ook vervelend zijn in de trein. Aan etende mensen, bijvoorbeeld, heb ik een hekel. Ik snap wel dat je trek hebt aan het einde van de dag, maar eet alsjeblieft je patatje pindasaus op voordat je een trein instapt. Alle dertig passagiers in de coupé hebben er last van. Ook naar zijn luid converserende mensen. Over duffe onderwerpen sprekende mensen. Oh ja? Achtertuin gekärcherd van het weekend? Wat een verschil. hè? Ongelooflijk hoe duidelijk je dat ziet. Of roddelende reizigers. Ik ken Floor niet, dus ik hoef niet te weten wat ze Ben heeft aangedaan. Je eigen persoonlijke ontboezemingen hoef ik ook niet te weten. Goh. Voetschimmel? Ja, lastig.

Ik vind de trein niet erg, maar na twintig minuten ben ik het zat. Twintig minuten is de perfecte reistijd. In de Verenigde Staten van Amerika is alles groter en ligt alles verder uit elkaar, dat weet ik wel, maar wie gaat er bij zijn of haar volle verstand nou naar een school die twee uur busreizen van je huis afligt? In The We and the I van Michel Gondry gaat een stel opgeschoten jongeren voor de laatste keer dat schooljaar naar huis. Met de bus. Het is vakantie. En die busreis duurt een film.

Je moet er niet aan denken. Als ze per bus naar huis gaan zullen ze ‘s ochtends ook zo heen gegaan zijn. Dat is vier uur per dag in een bus. Vier uur  lang in een bus zitten met pestkoppen. Schreeuwende en flirtende testosteronbommetjes op de achterbank. Vier uur sms’en, treiteren en uit het raam kijken.

Ik weet niet of het in de V.S. gebruikelijk is zo lang te reizen naar school of werkplaats, maar ik hoop het van harte niet voor die mensen. Ik zou het niet vol houden. Mijn twintig minuten reistijd zijn over het algemeen ultieme rust. Mijn twintig minuten reistijd gaan niet gepaard met petsen op mijn achterhoofd en verbale mishandeling. In mijn twintig minuten reistijd eet men hooguit eens een patatje pindasaus onder mijn neus.

Met goede muziek is het wel een stuk pretttiger reizen. +1 voor de soundtrack, die voornamelijk uit rhymes van Young MC bestaat.