Snoertjes

In een poging het huiskamermonopolie van Ikea danig te vergroten gaat het Zweedse fröbelbedrijf een tv-meubel op de markt brengen met ingebouwde tv. Dat is handig, want dan zie je al die lelijke snoertjes niet meer. Een typische vrouwenuitvinding, als je het mij vraagt. Waarschijnlijk vraag je het mij niet, maar dat is wat ik ervan vind.

Een vrouwenuitvinding is in pricipe geen productverbetering maar een oogverbetering. Wat het doet maakt niet zoveel uit, als het maar mooi is. Jarenlang is er bijvoorbeeld strijd geleverd tussen de seksen om speakers. Trots als een pauw lieten wij mannen elkaar aan het begin van onze levens onze levensgrote speakers zien en stinkjaloers keken wij naar de zelfgebouwde joekels van anderen. Hoe groter hoe beter, want meer bas. Dat snapt iedereen. Bovendien kon je er gemakkelijk een pijpje pils en een overvolle asbak op kwijt. Handig. Praktisch.

Totdat we gingen samenwonen. Wanneer onze vriendinnen bij ons in huis kwamen begon het na een maandje of twee met opmerkingen over die grote lelijke dingen en na vier maanden waren ze weg of paars geschilderd. Als wij bij hen introkken kwamen de boxen er gewoonweg meteen al niet in. Vrouwen kijken liever naar een buddhabeeldje op de schoorsteenmantel dan naar iets wat ze daadwerkelijk gebruiken. Toen Bose in de jaren ‘80 met speakers kwam die niet groter waren dan een melkpak gleden de meeste vrouwen van hun bank. Kijk dan, je ziet ze bijna niet! Fantastisch! Tot overmaat van ramp waren ze nog wit ook. Mannen over de hele wereld kwamen in opstand, maar vrouwen hadden toen al de neiging huiselijke geschillen te winnen. Zij hadden nu eenmaal iets dat mannen nog liever wilden dan grote speakers of een flipperkast. En dus werd de melkpakbox een hit.
Illustratie: Willemijn de Lint

Velen denken dat de stofzuiger een vrouwenuitvinding is, maar dat is het zeer zeker niet. De stofzuiger is handig. De stofzuiger is een betere, gemakkelijkere versie van de bezem en stoffer en blik. De stofzuiger levert tijdswinst en lost rugproblemen op. Typisch iets voor een man om te bedenken. Toen vrouwen zich eenmaal met stofzuigers gingen bemoeien kwamen ze in allerlei verschillende leuke kleurtjes op de markt. Kennelijk wil het oog ook wat als je je huis heen en weer ploetert. Het zal wel.

Helemaal belachelijk zijn de draadloze muizen en toetsenborden. Alsof je met je toetsenbord en muis vrij door het huis wil rondlopen als je je boodschappenlijstje in Word tikt of online nieuw ondergoed voor de kinderen bestelt. Daar gaat het niet om, krijg je dan te horen. Die snoeren zijn gewoon lelijk. Het woord ‘lelijk’ wordt in die situaties altijd als twee losse woorden uitgesproken. Lé. Lijk. Een man trekt dan zijn schouders op en denkt: nou en? Het werkt wel altijd. Je zit nooit met een lege muis te rommelen. Handig juist, zo’n snoertje.

Een beetje vent heeft zijn snoeren overal duidelijk zichtbaar liggen. Je moet erbij kunnen voor het geval je opeens besluit dat de boel helemaal anders moet worden aangesloten. Stel er komt een vriend langs met een spelcomputer onder zijn arm. Dan wil je niet de tv uit de kast moeten halen, kabelgootjes opentrekken en daar dan een half uur in de meest onhandige lichaamspositie mee bezig zijn. Nee. Snoertje d’r uit, snoertje d’r in. Handig.

Wij mannen willen bovendien graag zien hoe alles wérkt. Hoe het ís! Ik wil ook het liefst de ketting van mijn fiets zien. Je trapt op deze dingen hier, de ketting gaat draaien en daardoor gaat het achterwiel draaien en als het achterwiel draait ga je vooruit. Schitterend simpel mechanisme. Laat maar zien.

Dat wegwerken van lelijke dingen, die vrouwentic, is feitelijk niets meer dan onmacht en gebrek aan inzicht. Ze snappen het niet en willen het dus niet zien. Weg ermee. Lelijk. De meeste kerels raken vertederd en zeggen ja, natuurlijk schatje, dat is lelijk, ik haal het voor je weg. Want zo zijn wij ook wel weer. Plus, we willen nog steeds dat ene dingetje waardoor er ook al melkpakboxen in huis kwamen. En dus wordt de ‘Uppleva’, zoals het nieuwe tv-meubel van Ikea is gedoopt, ook een grote hit. In elk huis staat straks dezelfde tv. Zonder snoertjes.

Behalve bij mij. De vrouw in mijn huis is negen jaar en stoort zich (nog) niet aan praktische elementen. Ik hoef geen rekening te houden met lelijk. Ik breek wekelijks ouderwets mijn nek over alle losse snoeren in huis.

Beer

Bij het ontwaken vanmorgen keek ik recht in de snoet van een pluche beer die met een vervaarlijke glimlach op twee centimeter van mijn neus hing. Dat was best even schrikken.

- “Goedemorgen,” zei de beer met een hoog meisjesstemmetje. “Ik ben meneer Beer. Ik bedoel: mevróuw Beer. Hoe heet jij?”
- “Ik ben mevrouw Dekker. Ik bedoel: menéér Dekker,“ antwoordde ik met lage schorre stem. Dat vond de beer niet voldoende.
- “Voor- én achternaam, graag!”
- “Maarten!” reageerde ik geschrokken. “Maarten Dekker.”
- “Aha. Okee. Zozo. En heeft meneer Dekker ook een kind?”
- “Dat heb ik wel,” antwoordde ik eerlijk, “maar het is een rotkind. Daar heb ik het liever niet over.” Dat vond de beer helemaal niet leuk om te horen. Beschaafde obsceniteiten vlogen in het rond terwijl de beer een wilde dans in de lucht aan het uitvoeren was.

Dat was het moment dat ik tot mijn schrik zag dat er een kinderarmpje aan de beer vastzat. Oei. Ik was er gloeiend bij. De beer verdween uit mijn gezichtsveld en waar ik al bang voor was bleek waarheid. Mijn dochter lag gewoon naast me en was nu druk aan het overleggen met dat wollen onding. Als ze me al niet gehoord had dan zou die stomme beer mij meteen verraden. Zwetend probeerde ik het gesprek af te luisteren.

- “Wát zei die?” hoorde ik mijn dochter boos en vol ongeloof vragen. Het hoge gefluister van de beer was onmogelijk te verstaan, maar het was duidelijk dat ze me niet de hemel in prees.
- “Pap,” begon mijn dochter, “heb jij gezegd dat ik een rotkind was?” Ik deed of ik sliep, maar daar trapte ze niet in. Ze greep mijn kin, trok die naar haar toe en keek me kwaad aan. “Heb jij gezegd dat ik een rotkind was?” vroeg ze nogmaals.
- “Huh? Nee, natuurlijk niet,” stamelde ik. “Ik sliep.”
- “Mevrouw Beer zegt anders dat jij mij een rotkind noemde.”
- “Mevrouw Beer? Wat een onzin. Iedereen weet toch dat beren altijd liegen?” Ik moest iets.
- “Beren liegen nooit!”
- “Beren liegen altijd! Heb jij weleens een beer een broodje zien smeren? Huh? Nou dan. En maar zingen met zijn allen dat ze dat het allerleukste vinden om te doen. Leugenaars. Allemaal. Stomme beren.”
- “Aha! Betrapt!” glunderde ze. “Mevrouw Beer is geen stomme beer, dus lieg jíj. Ik heb je door.”

Jaren geleden heb ik al geleerd dat het geen zin heeft tegen kinderlogica in te gaan. “Kijk toch eens hoe laat het is," zei ik. "Ik ga maar eens douchen.” Snel vluchtte ik het bed uit, kwaad nagestaard door kind en beer. Terwijl ik stond te plassen ging het gekonkel gewoon door.
- “Jij liegt toch niet?“ werd aan de beer gevraagd.
- “Nee, absoluut niet,” antwoordde die. Dat viel te verwachten. Rotbeest.
- “Ik geloof jou altijd meteen.”
- “Ik jou ook. Jij bent lief.” Alsjeblieft, zeg.

Toen ik even later schoongewassen uit de badkamer kwam bleek mijn dochter het voorval (voorlopig) vergeten. Ze stond zich luid zingend aan te kleden in haar eigen kamer. Die valse beer, echter, wist alles nog en zat me geniepig aan te kijken. Vanuit míjn bed, nota bene. Zodra het de kans zou krijgen mijn dochter te herinneren aan wat er zich die ochtend had voorgedaan zou het dat zeker niet laten. Snel moffelde ik het katoenen mormel onder mijn bed.

Vanmiddag, als mijn dochter buiten speelt, verzuip ik die rotbeer. In Robijn.

Illustratie: Willemijn de Lint