Brommertjes

Ik hou niet van brommertjes. Daar is niets aan te doen, ik kan het niet nuanceren. Ondingen zijn het. Lawaaierige, irritante machientjes. Merk en model doen er niets toe, alle brommertjes zijn naar. Het brommertje is de mug van de weg.

Vanaf mijn vijftiende heb ik enkele jaren op zondagen en in vakanties gewerkt in een snackbar aan het strand in Bloemendaal aan Zee. Al heel snel was ik het tegen de wind in fietsen langs de lange Zeeweg beu en kwam er dus een brommertje. Het kleine, oranje, oude brommertje van mijn opa. Ik was destijds al even lang als dat ik nu ben, misschien nog iets magerder. Het zag er niet uit. Als een opgevouwen bidsprinkhaan met puisten tufte ik op dat miniscule brommertje door de duinen.

Het brommertje was helaas niet echt een heel erg goed brommertje. Een vriendje wist wel hoe je zo’n ding kon opvoeren en demonstreerde dat graag. Twee weken lang reed het brommertje dan vijfenzestig kilometer per uur, daarna scheed het er in zijn geheel mee uit. Vaak heb ik vanaf het midden van de Zeeweg het brommertje trappend naar het strand moeten meekrijgen, windkracht negen tegen, het duin op. Het brommertje was geen succes. Over een trauma wil ik zeker niet spreken, maar het is goed mogelijk dat een groot deel van mijn afkeur voor brommertjes in deze periode is ontstaan.
Illustratie: Willemijn de Lint
Een brommertje is vlees noch vis. Het slechtste van twee werelden. Omdat men er niet uitkwam is ooit dus besloten dat het brommertje overal gewoon gedoogd wordt. Op de rijweg en op het fietspad. Meestal rijden ze dus daar waar ze het slechtst uitkomen. Is er een smal fietspad, dan wordt dat verkozen boven de ruime rijweg, maar mocht er een lege, krappe rijbaan zijn, dan is het heerlijk om net te langzaam voor die ene auto te blijven hangen. Op straat worden ze betoeterd, op het fietspad toeteren ze zelf.

Het is ook een lui ding, het brommertje. Nog nooit heb ik iemand actief op een brommertje zien zitten. Het schijnt de sport te zijn om zo nonchalant mogelijk op het brommertje zo hard mogelijk te rijden. Dat is cool. Heel chagrijnig moet je dan ook toeteren naar die vervelende hard peddelende fietsers als je er niet langs kan. Dat zal ze leren.

Het grootste probleem met brommertjes is natuurlijk het geluid. Van het suffe gepruttel van een stationair lopend brommertje tot het hoge knerpende geluid van een brommertje op topsnelheid, altijd is het irritant. Te hard. Te doordringend. Sommige mensen vinden het geluid van hun brommertje mooi en doen er alles aan om dat zo luid en duidelijk mogelijk te krijgen. Dat zou veel verbodener moeten worden. Op straffe van flinke straffen.

In Amsterdam is er een bijkomend geluidsprobleem. Het is er al jaren hip om er rond te rijden op een scootertje. Laat je echter niet in de luren leggen, ook een scootertje is gewoon een brommertje. De brommertjes zijn er zo populair dat het voor de verzekeringspremie verstandig is ze uit te rusten met een alarminstallatie. Niets is nuttelozer dan het alarm op een brommertje. Ze gaan zo vaak af dat er werkelijk niemand is die bij het horen van een brommertjesalarm zegt: “Kom mee, jongens! Er wordt een brommertje gestolen. Daar moeten we een stokje voor steken.” Als je er te dicht op langsloopt, bij teveel wind, het op het stuur landen van een mus, alles zet het alarm in werking. Helemaal leuk is het als er een zware vrachtwagen langsrijdt. Dan gaan alle geparkeerde brommertjes in koor af. Ik heb vaak op het punt gestaan zo’n brommertje de gracht in te flikkeren. Ik heb dat echter nog nooit gedaan. Het is grachtonwaardig.

Nee, een brommertje is niets voor mij. Ik heb dan ook geen gepermanent haar, geen matje, geen heuptasje met glitters en geen aarsgewei. Ik blijf lekker fietsen en laat me desnoods omver rijden door de brommertjes. Of door een lul in een BMW of SUV. Maar over autootjes heb ik het graag een volgende keer.