Kermis

Op de kermis is je daalder een gulden waard. Op de kermis komt van alle kanten vervelende, harde muziek op je af, niveautje Frans Bauer. De enige reden dat ik met een stok naar de kermis te slaan ben is dat mijn dochter het leuk vindt om er trampoline te springen, pony te rijden, eendjes te vissen en met een prachtig stuk plastic rommel weer tevreden huiswaarts te keren. Koninginnedag naderde en dus liep ik door licht en geluid en ontweek ik akelig langzaam struinende gezinnen over het kermisterrein.

De trampolines -waar je tevens met elastieken de lucht in wordt geschoten- worden al sinds jaar en dag bestierd door de gebroeders Cro-Magnon. Met zware voorhoofden en hangende onderlippen gebaren ze uitdrukkingsloos naar het eerstvolgend wachtende kind dat het aan de beurt is, hijsen het in een tuigje, zetten de elastieken strak en het kookwekkertje op nul. Vervolgens trekken ze onze kinderen aan hun benen naar beneden en lanceren ze dodelijk verveeld richting kosmos. Als het wekkertje is gegaan vieren ze de elastieken, wenken met het internationale gebaar voor ‘hier komen’ dat het kind uitgesprongen is en helpen het uit het tuigje. Volgende. Dag in, dag uit. Jaar in, jaar uit. Vol verbazing kijk ik ieder jaar een minuut of twintig naar ze. Ik heb ze nog nooit op een gesproken woord betrapt.

Even verveeld leiden de veertienjarige meisjes op UGGS de pony’s langs een parkpaadje en weer terug. Lekker goedkoop voor de pony-baas, die meisjes. Waarschijnlijk hebben ze na een dag net genoeg verdiend om alle sms’jes te betalen die ze tijdens het lopen hebben verstuurd. Verstoord kijken ze op van hun mobiel als kinderen ze vragen hoe de pony heet waarop ze zitten. ‘Pinky,’ antwoorden ze dan bijvoorbeeld kort en duiken weer de digitale wereld in. Een droombaan voor die paardenmeisjes. Ze zijn zo dol op die beesten.

Na gekeken te hebben bij het touwtje trekken, ballen gooien, ballen rollen, buks- en pijl en boogschieten en de kamelenrace waren we aan het eind van de kermis beland en draaiden we om. De twee kleine kinderen die ik had meegenomen waren vooruit gehold omdat ze de pony’s nog eens wilden zien. Ik liep langs een wild ronddraaiende bank waarin mensen gillend heen en weer geschud werden toen ik mij een welbekende zure geur gewaar werd. Licht geamuseerd bedacht ik mij dat er na een ritje in die attractie onlangs iemand over zijn nek moest zijn gegaan.
Terwijl ik verder liep zag ik de verveelde uitbater van de draaibank zich in zijn glazen hokje buigen naar de microfoon. Er klonk een sirene en de man riep in monotome stem: “Blijfzittenganietstaanwegaannogevenachterrrr..,” voordat ik hem verschrikt op zag kijken. Onder de passagiers van zijn attractie brak hysterie uit bij het vooruitzicht nog een rondje te moeten. Er werd hevig “Nee!” en “Stop!” geroepen dat gepaard ging met wild gezwaai. Mijn interesse was gewekt en ik bleef staan. De bank zat vol mensen in doodsangst, hun ogen zo groot als schoteltjes, driftig schreeuwend en gebarend dat ze eruit wilden.

Toen zag ik het. In het midden van de bank zat een zeer ongelukkig kijkende jongeman die als enige niet meeschreeuwde. Hij zag groen en was duidelijk de oorzaak van de kotslucht die ik zo-even had geroken. Het moest in volle vaart gebeurd zijn, want aan weerszijden van hem had vrijwel iedereen iets van zijn misselijkheid meegekregen. Velen van hen hadden vlekken op broek of jas, een enkeling ook in het haar en het gezicht.

Toen de veiligheidshekjes opengingen stoven de kids in alle mogelijke richtingen uiteen, weg van daar. Ik zag een dommekracht met zijn haar vol fluimen zelf ook tegen een boom aankotsen. Anderen renden over het achter de kermis gelegen veld of verdwenen tussen de huizen door naar huis, naar de douche. Ik genoot.
Illustratie: René Kuijpers

Het lijkt me dat een incident als dit van tevoren is ingecalculeerd door de uitbater. Hij runt een attractie waar vele mensen niet in durven of willen, uit angst te moeten overgeven. Je ziet het echter vrijwel nooit gebeuren, het kotsen. Is het redelijk ervan uit te gaan dat het elke dag een keer gebeurt? Zou de uitbater even verveeld en nonchalant zijn emmertje en zwabber pakken om de boel schoon te maken als dat hij zijn kaartjes verkoopt? En hoeveel verkochte kaartjes loop je mis in de tijd tussen het incident en het moment dat de eerstvolgende klant denkt dat het nu wel weer kan?

De kinderen onder mijn hoede hebben niets van het voorval meegekregen; zij waren Pinky aan het aaien, maar ik heb ze wel al beloofd dat we volgend jaar twee keer naar de kermis gaan. Op deze manier heb ik daar best een extra daalder voor over.