De al vrijwel volledig verzadigde handdoek lijkt in zijn handen een washandje. Keer op keer verdwijnt het druipende lapje badstof onder zijn buik, in zijn knieholten en in de plooien die bij andere mensen oksels genoemd kunnen worden. Ik probeer mij uit alle macht te concentreren op mijn boek, maar het schrapende geluid dat het kleinood telkens maakt wanneer het langs een van zijn glinsterende, strakgespannen grijze tapijtjes wordt geschuurd lijkt dat van de talloze van plezier kraaiende kinderen te overstemmen. Ik moet gewoonweg naar de corpulente droger blijven kijken.
Een meisje van een jaar of veertien drentelt om de man heen. Ze zoekt iets, kijkt achter de plastic tuinstoelen en onder tassen. Als de man zijn linkerarm omhoogsteekt en zijn beparelde okselharen tentoonstelt kijkt het meisje even opzij, trekt een grimas en vervolgt snel haar zoektocht. Dan verstijven haar schouders. Ze richt zich op en kijkt sprakeloos secondenlang toe hoe de man zichzelf opwrijft.
“Meneer!” roept ze ineens uit. “Dat is mijn handdoek!”
Zonder op te kijken antwoordt de man: “Hij lag op mijn stoel,” en slaat zijn rechtbeen over het linker zodat hij beter bij zijn voet kan. Uitvoerig begint hij de holte tussen zijn twee grootste tenen te drogen.
“Ja, maar..,” zegt het meisje haast wanhopig. “Het is mijn handdoek!”
De dikke man raakt geirriteerd en zet zijn been met een smak weer op de grond. “Deze handdoek lag op mijn stoel, dus gebruik ik hem. Dat is logisch, toch? Of niet?”
Ik vind het eigenlijk helemaal niet logisch en het meisje evenmin. Ze stamelt een ongelovige kreet uit die klinkt als ‘meh?’, spreidt even haar armen alsof ze een kind een knuffel wil geven en loopt stampvoetend weg.
Als het arme wicht de hoek om is verdwenen staat de man moeizaam op, wringt de handdoek uit, vouwt hem keurig op en legt hem op zijn stoel neer. Hij pakt vermoedelijk, hopelijk, zijn eigen droge handdoek van de stoel ernaast en waggelt in de richting van de kleedhokjes.
Even later keert het meisje met een badmeester in haar kielzog terug. “Hij is weg,” verklaart ze als ze alleen de zeiknatte handdoek op de stoel ziet liggen. “Ieuw!” roept ze uit als ze het badstof tussen duim en wijsvinger omhoog houdt. “Daar ga ik me dus echt niet meer mee afdrogen. De mazzel.”
De badmeester legt haar hand op de schouder van het meisje en zegt: “Kom maar. Wij hebben nog wel ergens een schone handdoek voor je. En een plastic tasje voor deze.” Het meisje zegt nog één keer ‘gadverdamme’ en loopt achter de badmeester aan.
Ik kijk neer op het boek op mijn schoot. Dit schiet niet op, zo. Nog geen bladzijde gelezen.
Illustratie: Willemijn de Lint |