Pluk 13 - Wild Bill


Illustratie: Willemijn de Lint
Sommige mensen hebben altijd pech.

Kijk, ik begrijp heus wel dat als een kleine crimineel in de gevangenis terecht komt dat meestal zijn eigen schuld is en je dus niet echt over pech kunt spreken, maar toch. Zo’n gevangenis is geen pretje. Je moet er constant op je hoede zijn. Je maakt geen vrienden, want als je vrienden maakt maak je meteen ook vijanden, je slaapt altijd met één oog open om de schamele bezittingen die je er hebt te beschermen en in de doucheruimte heb je al helemaal ogen in je rug. Als je dat allemaal acht jaar volhoudt en uiteindelijk op vrije voeten gesteld wordt, dan ben je blij. Geloof me. Ik spreek niet uit ervaring, maar geloof me toch maar.

Als je er echter vervolgens achterkomt dat de moeder van je twee kinderen die lievelingetjes - die je voor het laatst nog in luiers hebt gezien - al jaren geleden in de steek heeft gelaten waardoor ze noodgedwongen op straat hebben geleerd hun eigen boontjes te doppen, en als die lievelingetjes jou helemaal niet kennen en als die lievelingetjes jou helemaal niet willen kennen, en als de reclasseringsambtenaar dreigt Bureau Jeugdzorg op je dak te sturen om ervoor te zorgen dat die lievelingetjes niet verwaarloosd raken, ja, dan ben je minder blij. Meteen al. En als één van je lievelingetjes wat extra geld probeert bij te verdienen in jouw oude criminele circuit en als dat - uiteraard - gierend uit de hand loopt, waardoor jij uiteindelijk overal de schuld van krijgt, potverdorie-nog-aan-toe, dan heb je echt wel pech.

In alle films waarin de hoofdrolspeler het criminele circuit wil verlaten draait het uiteindelijk om hetzelfde: nog één keer. Nog één keer en je hebt je schaapjes op het droge. Nog één keer en je openstaande schuld is afgelost. Nog één keer en niemand staat je nog naar het leven. En in alle films waarin de hoofdrolspeler het criminele circuit wil verlaten mislukt dat jammerlijk. Altijd zakt de protagonist dieper en dieper in de stront totdat hij neerwaarts spiraliserend het absolute dieptepunt van zijn leven bereikt. Hij raakt het vertrouwen kwijt van zijn dierbaren. Niemand gelooft hem nog. Er is geen uitweg meer. Er is geen hoop meer. Meestal blijkt echter aan het einde van de film dat hij de hele tijd al met een plannetje heeft rondgelopen waardoor hij stiekem toch iedereen het nakijken geeft. In die films is de hoofdrolspeler iedereen te slim af. Maar die films spelen zich niet af in Engelse achterbuurten met de allerlaagste status.

In Wild Bill, de Pluk-film van vrijdag 9 augustus, is Bill helemaal niemand te slim af. Bill is sowieso niet al te slim. Niemand in Wild Bill is slim. Kinderen gaan niet naar school en krijgen zelf kinderen, en ouders worden ‘s ochtends, wanneer ze door hun kroost gewekt worden, wakker op de bank met een joekel van een kater en een natgepiste broek. De armoede druipt van het scherm. Om de beslissingen die er in de film genomen worden kan de gemiddelde Pluk-bezoeker - die ik erg hoog inschat - slechts meewarig het hoofd schudden. Ons zou dit nooit gebeuren, mensen.

Iedereen probeert het allemaal juist zo goed te doen, maar iedereen faalt. Je wilt als kijker het liefste het scherm instappen, iedereen een aai over de bol geven en bij elkaar in dezelfde ruimte zetten om even de koppen bijeen te steken. Eventjes centraal. Eventjes pragmatisch. Eventjes smart nu. Maar ja, dat kan niet. Ze zullen het zelf moeten doen.

Sommige mensen hebben altijd pech.