Vla


Ik ben geen toetjesmens. Nooit geweest ook. Er klopt iets niet met het idee dat je na het eten nog iets wil eten. Dan heb je dus gewoon nog niet genoeg gegeten. Een extra schep sperziebonen lijkt mij in dat geval verstandiger dan een kwak zuivel met suiker en smaakstoffen.

De schappen in de supermarkt staan werkelijk bol van de toetjes. Pudding in vele smaken, ijs in vele smaken, yoghurt in vele smaken, bavarois in vele smaken en natuurlijk vla. Vla in een gering aantal smaken. De vla, dames en heren, is namelijk een raar goedje.

Vla werd ons in de jaren vijftig van de vorige eeuw geïntroduceerd. Vla was de perfecte mix tussen pudding en yoghurt en kwam in een weinig inspirerende, maar altijd verkoopbare smaak. Vanille. Toen de vanillevla een succes bleek kwam uiteraard al snel de chocoladevla, want na vanille komt chocolade. Er is niet veel verbeeldingskracht voor nodig om in gedachten de vla in polygoonstem aangeprezen te krijgen: “Nu is dit heerlijke goedje ook in de smaak sjookoolade verkrijgbaar, mensen.”

Tot zover gaat alles goed. Alles is nog te overzien. Twee soorten vla: vanille en chocolade. Kan ook niet anders. Vanille en chocolade zijn de basissmaken voor alle toetjes en snoepjes voorheen en nadien. Maar daarna werd het gek. Er gebeurde iets ontzettend vreemds. Na het doorslaande succes van de chocoladevla moest men logischerwijs met een nieuwe smaak op de proppen komen, want stilstand is achteruitgang. Na vanille en chocolade denk je in eerste instantie aan fruit. Aardbeien of frambozen. Banaan of appel. In de vla-branche dacht men daar echter heel anders over. Voor de vla-mensen was de logische derde smaakvariant, hou je vast: het Hopje.

Ik vind dat raar. Heel raar. Er moet een moment zijn geweest in een vergadering waarin iedereen zijn of haar favoriete smaak mocht opperen dat iemand zei: “Ja, klinkt allemaal lekker, jongens, maar wat dachten we van het Hopje?” Zo iemand sla je toch helemaal in elkaar of lach je minstens heel erg uit? Het Hopje? Het Hópje?! Mafkees.

Het kan haast niet anders dan dat de directeur van Zuivel & Co zijn vrouw op een dag vertelde over zijn dag op de zaak, druk, druk, druk, smaken zoeken, lastig, lastig. Zijn vrouw was toevallig een zoetekauw en stelde derhalve op vriendelijke wijze Hopjes voor (“Ik wil Hopjesvla, Harm. Je móet Hopjesvla voor me maken.”). De zuiveldirecteur was ook maar een mens en zag er niets in twee maanden geen seks te krijgen en ging dus met het lood in de schoenen naar kantoor, mompelde in de eerstvolgende vlavergadering iets over Hopjes, kreeg vervolgens -hij was immers de directeur-  een ovationeel applaus en enkele maanden later rolden de eerste pakken Hopjesvla van de lopende band. Vrouw blij, directeur opgelucht, burgers Hopjesvla. Het moet haast wel zo gegaan zijn, want Hopjesvla kan alleen zijn voortgekomen uit het brein van een vrouw en de geslachtsdrift van een man.

Het Hopje is een uitvinding van een aan koffie verslaafde baron die luisterde naar de Suske en Wiske-esque naam Hendrik Hop. De beste man liet op zekere dag per ongeluk zijn koffie met suiker en room op de kachel staan, en de volgende ochtend trof hij op de bodem van zijn mok een plakaat gekarameliseerde koffie aan. Hendrik was een boude man en besloot ervan te proeven. Potverdikkeme, dat smaakte hem toch een partij lekker. Toen hij later het advies van zijn dokter kreeg om geen koffie meer te gebruiken liet hij een bevriende bakker koffiebrokken maken. De slimmerd. Koffie zonder water was immers geen koffie, dus ook geen bedreiging voor zijn gezondheid. Of de heer Hop oud is geworden vertelt de overlevering ons niet.

Hopjesvla is dus eigenlijk niets minder dan koffievla. De reden dat koffievla Hopjesvla werd gedoopt had hoogstwaarschijnlijk te maken met een dikke cheque van de firma Rademakers, fabrikant van het Haagse Hopje.

Ik ben ervan overtuigd. Werkelijk alles, dus ook Hopjesvla, is een product van seks en geld.
Illustratie: René Kuijpers.