The Plug

Mijn drie reisgenoten en ik waren in Birmingham voor een concert van onze jeugdhelden (zie ‘Engels bier’).

Naast de concertzaal, onze bestemming van die avond, bleek een kroegachtig discootje te staan waar om 15:00 uur ‘s middags al een onwaarschijnlijke hoeveelheid teringherrie uit vandaan kwam. Techno, of iets. Met het risico als mijn moeder te klinken zeg ik het toch: stampmuziek. De disco-achtige kroeg zag eruit als een dichtgetimmerd chalet van vier verdiepingen. Jongens in trainingspak en meisjes in niet veel meer dan bikini’s en langharige Uggs liepen er al knikkend en vuist-in-de-lucht-slaand in en uit. The Plug, zo heette het. Als je je ooit in Birmingham bevindt, ga kijken. Onvoorstelbaar. Digbeth High Street.
Illustratie: Willemijn de Lint

Het concert was tof, maar daar gaat het hier nu niet om. Het gaat om The Plug. ‘s Avonds laat, eenmaal weer buiten, op zoek naar een kroeg voor één of twee laatste afzakkertjes, was het feest daar nog in volle gang. De schaars geklede meisjes stonden buiten te roken en te dansen. Dat kon gemakkelijk, de muziek was op straat meer dan prima te horen. Dat ze het niet koud hadden was vrij opmerkelijk gezien de zeer frisse septembernacht, zelfs met inachtneming van het feit dat wij het vermoeden hadden dat ze hun lichamen chemische ondersteuning hadden gegeven. Ogen als schoteltjes, pupillen als speldenprikjes. Stoïcijns stonden twee brede beveiligingsapen aan weerszijden van de deur. Zij stonden daar al vanaf vroeg in de middag shagjes te roken. Zij stonden er vorige week en zouden er volgende week weer staan.

Toen we diep in de nacht op weg naar onze slaapplek weer langs liepen was er weinig veranderd. Hooguit waren de jongeren wat luidruchtiger dan voorheen. Het was een drukte van belang in en om The Plug. Voorbijgangers werden nageschreeuwd of -gefloten. Feestgangers vertrokken en kwamen aan, gingen naar binnen en kwamen buiten. Sigaretten werden aangestoken en uitgetrapt. Alles onder een loodzwaar kleed van stampende beats en bassen. Ook wij werden beschimpt, waarschijnlijk om het belachelijke feit dat we lange broeken en jassen aanhadden.

De volgende ochtend liepen we om 11.00 uur op zoek naar een typisch Engels ontbijt een laatste keer langs het stampchalet. Die bleek nog steeds open en nog steeds een takkeherrie te verspreiden. Het was een surrealistisch geheel; door een typisch Engels wolkendek vielen God Rays neer op de uitgestorven zondagochtendstraten en verlichtten een tapijt van bedompte techno. De twee inmiddels zwaar vermoeide portiers draaiden een vers shagje en legden ons grijnzend uit dat het nu echt snel dichtging.

Aan de overkant van The Plug bleek een ontbijtcafé gevestigd van waaruit wij de boel goed in de gaten konden houden. Een bikini/Uggs-meisje werd voor de deur afgezet door een dubieuze vent in een oude, aftandse auto en ging er naar binnen. Ik vond het vreemd dat er op dat tijdstip nog iemand uitging en al helemaal dat de chauffeur de passagier betaalde in plaats van andersom. Mijn reisgenoten vonden dat ik niet zo naïef moest doen.

Even later ging de muziek uit. De stilte was oorverdovend. Zelfs in het eethuis was het alsof er iets open ging, alsof je boven water kwam. Apestrakke pubers stroomden naar buiten, probeerden met elkaar mee naar huis te gaan, deden nog wat stoers en verdwenen langzaam uit het straatbeeld. The Plug was dicht.