Oerol

Wij hollanders, wij zijn zeurpieten. Geen volk ter wereld kan zeuren zoals wij. Niet dat we dat nou zo graag doen, hoor. Helemaal niet. Het liefst zouden ook wij de hele dag vrolijk zijn, zingen en dansjes doen, maar dat is ons nou eenmaal onredelijkerwijs niet gegund. Echt heel vervelend.

Hollanders zeuren als ze in de file staan en als het druk is in het openbaar vervoer. Hollanders zijn tegen afschaffing van de hypotheekrenteaftrek en tegen de verschillen tussen arm en rijk. We klagen over dierenleed en over de prijzen van het vlees in de supermarkt. De gemiddelde hollander komt er bij vergelijking met overige wereldbewoners maar bekaaid af. Echt niet leuk.

Tijdens het eerste weekend van Oerol 2011 viel er voor een doorsnee hollander genoeg te zeuren. Het heeft geregend en het heeft gestormd. Voorstellingen werden verplaatst of afgelast. Lucky Fonz speelde en werd tot overmaat van ramp afgelost door Hessel. Narigheid zat, dus. Maar wat wilde het geval? Er werd niet gezanikt op Oerol. Bij regen werd er vrolijk geschuild, de wind werd stoïcijns getolereerd en voor Lucky Fonz heeft een enkeling zelfs braaf in zijn of haar handen geklapt. Hoe kan dat?

Het goede humeur beperkte zich ook niet tot de bezoekers van Oerol: eilandbewoners klaagden niet over de tientallen fietsen tegen hun tuinhekjes, horecamedewerkers lachten mee met de beschonken mensen in hun etablissementen en blote mannen en vrouwen werden zonder morren, ja, zelfs met excuses, door de organisatie uit het duinmeertje gehaald omdat dat onderdeel uitmaakte van een voorstelling. Hoe zit dat?

Van de bezoekers zou je kunnen redeneren dat ze in groten getale naar Terschelling zijn gekomen om te feesten en zich dus niet willen laten irriteren door onbenulligheden, maar dat geldt in principe voor alle festivals en evenementen. De eilanders zouden de dikke portemonnee’s van de toeristen in hun achterhoofd kunnen hebben en daardoor hier en daar een oogje toeknijpen, maar ook dat is niet uniek.

Officiële cijfers ken ik niet, maar het overgrote deel bezoekers van Oerol kampeert. En kamperen is loslaten. Met alle winden meewaaien. Staat er een te lange rij voor de douches dan spring je in het ven. Als je het koud hebt dan dans je je warm, kruip je tegen je partner aan of laat je je verwarmen door de juttersbitter. Makkelijk zat. Koude oploskoffie, tandenpoetsen met wodka. Kampeerders zien geen problemen. Kampeerders lossen op.

Misschien komt het door het eiland. Het afgeslotene ervan. We moeten het met elkaar doen. We kunnen met elkaar doen wat we willen, want het vasteland kijkt niet mee. We vergeten internet en sociale media. What happens on Terschelling stays on Terschelling. Dat werk. Als je je vrij voelt, ver weg van alle verplichtingen en sociale verwachtingen, waarom zou je dan zeuren? Goed mogelijk.

Een ander voordeel van een eiland is dat er, door die afstand van de grote stad, alles rustig kan. Het tempo is er niet hoog. Ouderwets, haast. Er zijn geen snelle auto’s, geen hogesnelheidslijnen. Je neemt de trekker of de fiets. Afhankelijk van de windrichting ben je vroeg of laat. Het maakt niet uit. Jamaica in de wind.

Hoe het komt, komt het, maar iedereen is lief, iedereen vrij en goedgemutst. Er wordt gelachen en gedeeld. Men danst en gaat samen op de foto. Op de festivalterreinen wordt flink wat rommel gemaakt, de vrijwilligers ruimen het lachend op.
Illustratie: Willemijn de Lint

Na vier dagen kwam aan mijn Oerol een einde. Er moest weer gewerkt worden. De veerboot was de haven nog niet uit of overal om me heen begon het weer. Het gezeur. De tosti’s waren niet te vreten, het werd uitgerekend mooi weer nu wij vertrokken en gadverdamme, morgen weer op kantoor. Er werd weer gezanikt alsof er levens vanaf hingen. Ik zuchtte diep. Echt heel jammer.